CURAÇAO – Sporters met het zweet nog op hun voorhoofd. We trekken ze van het sportveld, van de dansvloer, van de fiets, uit de sportschool of het water. Dit keer met paardrijdster Anne Loosveld. Zij werkt als instructrice op Manege SCH in Jongbloed.
Wat doe je hier?
“Ik ben instructrice op Manege SHC. Je kan me zo´n vijftien uur per week op de manege vinden. Op maandag, dinsdag en donderdag geef ik les en verder zijn er altijd wel een aantal paarden die gereden moeten worden.”
Hoe ben je in de sport terechtgekomen?
“Als vijfjarig meisje begon ik met paardrijden op een manege in Nederland. Ik was een echt paardenmeisje inclusief paardendekbed en paardenposter. Op mijn negende kreeg ik mijn eigen pony. Totdat ik ging studeren heb ik dressuur-, spring- en crosswedstrijden gereden. Vorig jaar besloot ik naar Curaçao te komen en heb ik mijn paard verkocht.”
Wat is je mooiste sportmoment?
“Dat was een CHIO dressuurwedstrijd in Rotterdam toen ik zeventien jaar was. Het was één van mijn eerste wedstrijden in een hogere categorie, het M2. We reden in een team van vier jonge mensen, waarbij het slechtste resultaat werd weggestreept. Dat ging heel erg goed, we vielen in de prijzen.”
Wie is je grote voorbeeld in de sport?
“Anky van Grunsven is voor veel mensen in de paardensport een voorbeeld, maar ze is niet mijn grote idool. Dat is Karen Nijvelt. Mijn paard stond bij haar op stal en ze heeft me altijd begeleid. Ik heb veel van haar geleerd.”
Wat is je ultieme doel?
“De sport zelf staat nu op een lager pitje, omdat de mogelijkheden op het eiland veel beperkter zijn dan in Nederland. De echte wedstrijden zoals we die in Nederland kennen, worden hier niet georganiseerd. De manege organiseert wel wedstrijdjes, maar die zijn meer voor de manegekinderen bedoeld. Ik mis het competitieve rijden zeker, maar paardrijden kan je, in tegenstelling tot bijvoorbeeld turnen, je hele leven. Het maakt niet uit hoe oud je bent. Zodra ik terug ben in Nederland wil ik het daarom zeker weer oppakken. Ik wil dan graag met een jong paard beginnen en kijken hoever we komen.”