CURAÇAO – Spraakmakend nieuws, knallend evenement of sportief hoogstandje? Soms wil je als lezer zelf in de pen klimmen. Bij Versgeperst.com zijn ingezonden brieven welkom. Oud-onderwijsinspecteur Benjamin ‘Boy’ Doran doet zijn beklag over de huidige gang van zaken in het onderwijs en met name de vervroegde schoolvakanties.
De praktijk om leerlingen al vanaf eind mei begin juni thuis te laten blijven is al jaren aan de gang en is onderwerp van menige beraadslaging in de inspectie geweest. Wie is eindverantwoordelijk voor de leertijd, de inspectie of de bevoegde gezagen (schoolbesturen)? De context waarin die vraag bekeken dient te worden is dat van de effectiviteit van het onderwijs of dat van het rendement van het onderwijs.
Op Curaçao klaagt men al jaren over vermeende lagere of mindere opbrengsten van het onderwijs. De praktisch algemene mening is dat het rendement van het onderwijs gedaald is. In dat kader is er een steeds groter wordende roep om schooltijdverlenging, laatstelijk zelfs van meerdere parlementariërs.
Er is door deze praktijk groot verlies van les-, leer-, of onderwijstijd, welke uiteraard funest is voor (het rendement van) het onderwijs. Waarom? Omdat een schooljaar maar 201 lesdagen heeft. Als daarvan ongeveer 25 aan het eind van het schooljaar niet benut worden, kan dat niet goed zijn. De vraag die de inspectie en de bevoegde gezagen zich dienen te stellen is of met ongeveer 1/10 minder aan lestijd de per vak gestelde doelen gehaald (kunnen) worden. En bij deze ongeveer 25 dagen wordt bijvoorbeeld het leertijdverlies door ziekte leerlingen, ziekte leerkrachten en verschillende extra-curriculaire activiteiten niet meegerekend. En niet te vergeten dat er in de andere twee trimesters ook een soortgelijk leertijdverlies is!
Moet de inspectie deze praktijk een halt toe roepen? Natuurlijk wel. De gemeenschap heeft er belang bij dat leerlingen gedegen onderwijs krijgen. Het is de voorbereiding op hun toekomst en tevens van belang voor een goede ontwikkeling van de maatschappij. Daarom is de opdracht van de wetgever van artikel 22 lid 2 een dubbele: Zowel de inspectie als de bevoegde gezagen worden daar aangewezen om de leertijd te bewaken. Maar de opdracht aan de inspectie is groter en duidelijker want ………….
De inspectie voert het toezicht namens de minister uit. Als zij (de inspectie) de opdracht van artikel 22 lid 2 van de Lv voortgezet onderwijs niet of niet naar behoren uitvoert, verwaarloost zij dat deel van haar taak om ook toezicht te houden op de naleving van de wet. Deze taak wordt in artikel 24 lid 3 extra benadrukt als de wetgever de inspectie aanwijst als degene die toestemming kan geven om van lesroosters af te wijken.
Maar de bevoegde gezagen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs. Daarom heeft inspectie bepaald dat verzoeken tot afwijking van rooster ex artikel 24 lid 3, via de schoolbesturen naar de inspectie moeten en niet direct van de scholen. Met die handeling ligt de verantwoordelijkheid (weer) bij de bevoegde gezagen. Hebben scholen toestemming van de bevoegde gezagen voor het vroegtijdig beëindigen van het schooljaar? Hebben de scholen via de bevoegde gezagen toestemming van de inspectie? Indien niet, is er strijd met de wet.
Wie is dus eindverantwoordelijk voor de leertijd? Artikel 22 lid 2 van de Landsverordening voortgezet onderwijs, PB 1979, no. 29 zoals gewijzigd bij PB. 2008, no. 84, legt deze verantwoordelijkheid bij zowel de schoolbesturen als de inspectie. De schoolbesturen stellen de roosters vast. De inspectie keurt aan de hand van wettelijk vastgestelde normen die roosters goed of af en geeft op grond van artikel 24 lid 3 eventueel toestemming voor het afwijken daarvan. Dat is de verantwoordelijkheidsverdeling die de wetgever voor stond.